In 2016 is Transavia het programma ‘Overhead en management’ gestart. Dit programma beoogt de reorganisatie van de grondorganisatie, waarbij een afname van het aantal werkzame FTE te verwachten valt. Naast de persoonlijke consequenties voor de betreffende medewerkers, heeft dit ook impact voor het pensioenfonds. Enerzijds vanwege een afname van het aantal actieve deelnemers aan de pensioenregeling Grond en anderzijds op de zogenaamde waardeoverdrachten. Immers, medewerkers die overstappen naar een andere werkgever hebben de mogelijkheid om waardeoverdracht te plegen, waarbij zij hun opgebouwde pensioenaanspraken overdragen naar de pensioenregeling bij de nieuwe werkgever. Als gevolg van het verschil tussen de geldende rente ten tijde van de pensioenopbouw en de actuele rente, ontstaat er een bijbetalingsverplichting voor SPTGC. Afhankelijk van de hoogte van het opgebouwde pensioen, kan dit fors oplopen.

Deze bijbetalingen komen ten laste van het eigen vrije vermogen van het fonds. Ook bij een regulier personeelsverloop (uit- en instroom) kan het mogelijke nadeel dusdanig zijn dat het eigenlijk niet aanvaardbaar is, maar bij individueel vertrek hebben we geen keuze. Hoe hoger het opgebouwde pensioen, hoe hoger de bijbetalingsverplichting voor het fonds kan zijn. Als er verhoudingsgewijs veel medewerkers in een relatief korte tijd het bedrijf verlaten is de financiële impact door de bijbetalingsverplichting onevenredig groot. Het bestuur heeft derhalve besloten om medewerking aan de uitvoering van deze collectieve waardeoverdrachten van Grond (als gevolg van het programma ‘Overhead en management’) per 1 juli 2016 op te schorten tot duidelijk is hoe groot de impact kan zijn.

Het bestuur onderzoekt tevens welke mogelijkheden er zijn om de mogelijk nadelige gevolgen te beperken.

Uiteindelijk draait het hier om evenwichtige belangenbehartiging: aan de ene kant het belang van de vertrekkende medewerker met zijn/haar recht op waardeoverdracht, aan de andere kant de achterblijvende medewerkers voor wie het van belang is dat er voldoende vrij vermogen is om (bijvoorbeeld) te indexeren.